Economen van de Tilburgse universiteit, de universiteit van Bonn en onderzoeksinstituut IZA hebben onderzocht hoe de coronacrisis werknemers raakt.
Lageropgeleide werknemers werken vaker in beroepen waarbij thuiswerken niet mogelijk is, zoals in de transportsector, detailhandel of catering.
Daardoor kunnen lageropgeleiden over het algemeen minder uren werken en lopen ze meer risico hun baan te verliezen.
Thuiswerken met een volledig salaris tijdens de coronacrisis is niet voor iedere werknemer een optie. Volgens economen van de Tilburgse universiteit, de universiteit van Bonn in Duitsland en onderzoeksinstituut IZA kunnen lageropgeleiden over het algemeen minder uren werken en lopen ze meer risico hun baan te verliezen.
Voor het onderzoek ondervroegen ze eind maart zo’n 5.500 Nederlandse werknemers. De economen vergeleken werkpatronen bij het begin van de crisis en kort nadat de coronamaatregelen van kracht waren geworden.
Het totale aandeel werknemers dat ten minste twee uur per dag thuiswerkt, verdubbelde van 27 tot 54 procent. Dit komt vooral door de hoogopgeleide werknemers.
Ruim driekwart van hen werkt sinds het begin van de crisis minstens twee uur per dag thuis, tegenover slechts 31 procent van de laagopgeleiden.
"Onze cijfers geven aan dat laagopgeleiden niet alleen minder vaak in staat zijn om thuis te werken, maar ook dat het totaal aantal uren dat ze thuis werken lager is dan bij hoogopgeleiden", zegt Bettina Siflinger, docent Econometrie aan Tilburg University.
De belangrijkste reden is waarschijnlijk dat lageropgeleide werknemers vaker werken in beroepen waarbij thuiswerken niet mogelijk is, zoals in de transportsector, detailhandel of catering.
"Dit geeft aan dat laagopgeleiden een bijzonder kwetsbare groep zijn onder de huidige sociale en economische beperkingen in Nederland en dat hun situatie de komende maanden nauwlettend in de gaten moet worden gehouden door de Nederlandse overheid", aldus Siflinger.